vrijdag 25 oktober 2013

Liefde bij therapie

Ouders van C. (7 jaar) vandaag op consult gehad. Na de zomervakantie zijn wij “terug bij af,” vertellen zij een beetje wanhopig. 
C. is nu weer heel, snel heel boos. Zij staat wel daarna open voor een gesprek, zij kan er nu beter over praten en is zich bewuster van haar gedrag. Zij staat er heel erg voor open om er iets aan te doen.
Maar als de kinderen alleen zijn met vader, kan het gebeuren dat het helemaal fout gaat.
Vader heeft het behandelproces niet meegemaakt, in verband met zijn werk.
Hij probeert het nu in te halen en zet zich in voor 100%. Uitgelegd dat momenten van terugvallen in het behandelproces, vaak voorkomen.
Om te helpen, heb ik met de ouders afgesproken dat ik van de laatste emotioneel uitbarsting van C., thuis, aantekeningen zou maken en dat zal voorzien van adviezen en toelichtingen.
De diagnose ODD en ADHD is 5 maanden geleden door mij vast gesteld.
 “Het bestuderen van een ernstig incident ter ondersteuning van ouders
De vader van C. heeft een paar dagen geleden een bijzonder vervelende crisissituatie meegemaakt.
“Het begon al op het schoolplein,” vertelt vader.
C. vroeg of zij een vriendin mocht uitnodigen.
Helaas vandaag niet. Haar gezichtsuitdrukking wordt gespannen, donker, gefronst.

Commentaar 1:
  • C. mag iets niet van haar vader. Haar stressniveau is hierdoor duidelijk toegenomen. 
  • Waarschijnlijk kan zij dat nog niet adequaat verwerken. 
  • Het is dan te verwachten dat haar ergernis (heel hoog stress) zich gaat manifesteren. 
  • Pakken wij de te verwachten uitdagingen en provocaties (hoe bij C. stress zich uit) niet goed aan, dan zal een vervelend incident snel ontstaan.
 Vader vertelt, dat hij het aan C. heeft uitgelegd en haar heeft geaaid, maar dat er ondertussen andere dingen gebeurden op het schoolplein waar hij aandacht aan moest geven.


Commentaar 2:
  • Het zou kunnen dat het stressniveau van C., de spanning en de ergernis die bij haar opkwamen, niet voldoende werd verlaagd. 
  • Indien dat zo is, is te verwachten dat het niet goed gaat.
  • Het zou veiliger zijn om al het mogelijke te doen om dat risico niet te lopen. Bijvoorbeeld door zo iets te zeggen als: Ik vind het ook jammer dat het niet kan, C.. Maar vandaag komt het echt niet goed uit.
  • Zacht in de ogen kijken, tegen C. glimlachen en haar omhelzen.
  • Wij gaan thuis iets leuks doen en volgende keer mag je met je vriendin afspreken. Of zullen wij nu meteen voor een andere dag afspreken?
  • Onderweg naar huis zou vader gespreksonderwerpen kunnen bedenken, opmerkingen en grapjes maken, voorstellen doen, alles om C. af te leiden en te ontspannen.
  • Is er een afspraak gemaakt met haar vriendin, dan kan vader C. en zichzelf complimenteren. Bijvoorbeeld: “Wij hebben het goed aangepakt, C..”
Commentaar 3:
  • Wanneer duidelijk is dat iets (tegenwerking, tegenslag) het stressniveau van C. behoorlijk heeft doen toenemen, moeten wij naar wegen zoeken om dat te verlagen. Een heel hoog stressniveau is zeer ongezond en verstoort haar gedrag heel erg. Een emotionele crisis van A., die anders snel ontstaat, is ook zeker niet gezond voor haar ouders.
  • Het is de bedoeling dat ouders zich het inzicht verwerven in dat proces en adequaat oplossingen toepassen. 
    • Tegenwerking/tegenslag = snelle en sterke toename van stress/prikkelbaarheid (bovenop een chronisch te hoog stressniveau) 
    • Sterke toename van stress/prikkelbaarheid (bovenop een chronisch te hoog stressniveau) + stresserende prikkels = heftige reactie
  • Hierdoor weten zij precies wat er aan de hand is, hoe het proces verloopt en hoe zij moeten sturen. Ouders kunnen dus het initiatief bij zich houden.
  • C. heeft snel hulp nodig. Wij moeten dan ook weten hoe wij haar (snel en doelmatig) kunnen helpen en dat dan ook doen.
Onderweg, fietsend naar huis, ging het niet zo goed. (a)
Thuis gooit C. de fiets tegen de muur en rent naar de deur. Zij doet de deur op slot voor vader en broertje. (b)
Binnen gooit zij haar tas en jas op de grond.(c)
Vader geeft C. snel een koek.(d)
Daarna gaat hij opruimen en begint met koken.(e)

Commentaar 4:
  • Hier, van a tot en met e ging het steeds slechter. Dat wil zeggen, C. voelde heel veel stress en gaf signalen dat zij zich steeds minder kon beheersen. 
  • Het is heel belangrijk dat zo snel mogelijk ingespeeld wordt op de signalen die C. afgeeft. Zij lijdt, zij voelt pijn. 
  • Wij moeten snel proberen C. te ontstressen. Dat heeft prioriteit boven (bijna) alles, zoals bijvoorbeeld opruimen en koken. 
  • Het is belangrijk dat C. nu opgevangen wordt. Nu heeft zij dat heel hard nodig. 
  • Tevens is haar nu opvangen met liefde, lichaamscontact, haar beschermen en een oplossing zoeken, een fundamenteel basiselement van de behandeling (Eerste fase: Liefde, Tweede fase: Bescherming). 
  • Doen wij dat nu niet, dan houden wij ons niet goed bezig met de behandeling van C.
Commentaar 5:
  • C. vraagt alle aandacht. Zij lijdt nu heel erg onder haar aandoening en kan er op eigen kracht niets aan doen om dat te veranderen.
  • Wij geven dus al onze aandacht en tijd aan C.. Wij gaan bij haar staan, ruimen eventueel wat zij op de grond heeft gegooid bij het binnen komen op en kijken haar tegelijkertijd aan (of niet?)
  • Wij helpen C. eventueel met het uitdoen van haar jas of schoenen en proberen haar te aaien of een zoen te geven, of wij maken een praatje of doen een voorstel. ‘Zullen wij nu samen met de playmobiel (of iets anders) gaan spelen? Wil je mij helpen met een broodje te maken of thee te zetten? Of zullen we samen een tekening maken? Een glimlach, een beetje humor of een grapje willen vaak helpen.
  • Wij proberen contact met C. te maken, manieren te vinden om met haar samen te zijn en dingen samen met haar te doen, die haar goed doen en plezieren (= verlagen van stress/prikkelbaarheid).
  • Wij proberen haar hoge stressniveau te verlagen en zijn daar heel creatief in. Het moet lukken, anders komt het tot een uitbarsting, een crisis.
  • Het is niet zo dat C. aandacht krijgt, omdat zij vervelend doet. Nee, C. heeft een ‘aanval’ die direct gerelateerd is aan haar psychische aandoening (stoornis). Zij heeft dus adequate zorg nodig.
  • Ouders gedragen zich niet onderdanig of ondergeschikt. Nee, zij zijn ook niet bezig met het bezig houden van C. of het leveren van diensten.
  • Ouders zoeken naar handelingen en strategieën, naar oplossingen in het kader van gezondheidszorg, om een aangekondigde aanval op de gezondheid van C. (en haar ouders) te voorkomen.
  • Ouders zijn nu sterk bezig als therapeuten.
  • Als C. niets wil, dan moeten wij snel wat anders bedenken. Wat zou kunnen werken om haar hoge stressniveau te verlagen, haar te ontspannen en goede gevoelens weer naar boven te krijgen?
  • Wil je me dan helpen met koken, C.? Of wil je bij mij komen zitten?
  • U probeert ontspannen en aardig over te komen. Als het mogelijk is, probeert u C. op schoot te nemen en te omhelzen. Lichamelijk contact is heel effectief bij het verlagen van stress. Dan kunt u ook zeggen. “C., probeer je te ontspannen, iets leuks te doen.”
  • Nee? Goed, ga dan iets doen dat je leuk vindt. Als je mij nodig hebt, kom je naar mij toe. Is dat goed? Ik vind je heel lief.
  • Als het niet mogelijk is C. nu te ontstressen, kunnen wij er in ieder geval voor zorgen dat wij niets doen dat de spanning nog meer doet toenemen.
C. komt bij haar vader en zegt: “Ik wil een koekje.” (Dat is geen manier van praten tegen haar vader, maar wij zijn nog lang niet in de behandelfase die geschikt is om dat aan te pakken.) (f)
Zij krijgt nog een koekje en wil er vervolgens nog een.(g)
De vader van C. zegt tegen haar dat het eten bijna klaar is. Dat het beter is dat zij geen koekjes meer eet, anders heeft zij geen trek meer. (h)
C. luistert niet. Zij wordt steeds meer gespannen, trekt een heel boos gezicht en zegt: “Ik wil een koekje.” (i)
Zij rent weg, klimt op een stoel en gaat de koektrommel pakken. Vader verhindert dat en haalt haar van de stoel af. (j)

Commentaar 6:
  • Het was misschien te verwachten dat de ‘koekjes’ ons niet zouden helpen. Het risico was hoog dat de situatie onbeheersbaar zou worden op moment dat C. zou blijven vragen. Wij belanden dan in de situatie van meer willen en niet mogen. 
  • Misschien was het hier beter om door te gaan met C. koekjes te geven en ondertussen haar naar vader te trekken. Dan weer een poging doen om iets met haar te doen, haar te omhelzen en laten ontspannen met knuffelen en lichamelijk contact.
  • Tevens C. vragen om nu samen de koektrommel op te ruimen. Ook haar weer vragen om met vader iets samen te doen, etc.
C. gaat heel hard schreeuwen, trapt met haar voeten tegen haar vader, raakt vader aan en gaat op de grond liggen stampen en gillen. Zij is heel erg boos en niet aanspreekbaar. (k)
Vader tilt C. op en neemt haar mee naar haar kamer. Onderweg gaat C. door met gillen. Zij schopt, bijt en slaat haar vader. “Zij gebruikte alle vechtbewegingen die zij kon bedenken,” vertelt de vader van C. (l)
Zoals eerder afgesproken met de psycholoog, blijft vader bij C. in de kamer. (m)
Zij gilt en schreeuwt tegen haar vader, dat hij weg moet. Dat doet haar vader niet, waardoor zij nog bozer en wanhopiger wordt. (n)
C. rent in alle richtingen en smijt met alles wat zij kan pakken. (o)

Commentaar 7:
  • Het is evident dat C. hier een ernstige crisis heeft en geen enkele zelfsturing meer kan uitoefenen. Mogelijk was dat te voorzien.
  • Misschien was het beter om C. de koekjes te laten pakken en dan er consequenties aan te verbinden. Bijvoorbeeld, de volgende: ‘Ik ga niet in de confrontatie met C., ik verbreek de communicatie met haar waardoor zij na verloop van tijd, als zij rustiger is, zelf het initiatief moet nemen bij mij te komen om de communicatie te herstellen. Dan is zij minder gestrest en zal ik met haar praten.’ 
  • Dat wil zeggen: de vader van C. verhindert haar niet de koekjes te pakken (hij reageert niet op de provocatie). Vader zegt ook niets, draait zich om en gaat verder met wat hij aan het doen was. De communicatie tussen vader en C. is dus verbroken. Dat is de consequentie van wat C. deed.
  • Vanaf nu neemt vader geen initiatief meer om iets te vragen of voor te stellen aan C..
  • De houding van vader tegenover C. is afstandelijk, ingetogen, stil. Als moeder ondertussen thuis gekomen is, zou zij dat ook een beetje kunnen over nemen.
  • Ouders laten C. voelen dat er emotioneel iets is gebeurd. Zij doen anders tegen haar. Niet onvriendelijk, wel afstandelijk, niet boos, wel wat onverschillig en zij glimlachen minder of helemaal niet naar haar.
  • Het is niet de bedoeling dat wij C. kwetsen of negeren, maar dat wij haar laten merken/voelen dat wij ons anders tegen over haar voelen. Wij zeggen wel tegen C., dat zij aan tafel moet komen, bijvoorbeeld.
  • Als C. iets vraagt of zegt, proberen ouders daarop geen antwoord te geven, of een antwoord ontwijken door iets anders te zeggen of dat u het nu niet weet. Of, ‘sorry, ik kan het nu niet, ik ben bezig,’ of ‘sorry, maar ik voel me nu niet zo goed’. Of zij iets anders wil gaan doen.
  • Ouders laten C. merken/voelen, dat er iets is. De aandacht, de uitingen van liefde en het knuffelen is duidelijk minder dan gewoon (dat is ook een van de redenen waarom wij in de eerste fase van de behandeling heel veel liefde geven. Als het veel minder is, valt het op!).
  • Ouders communiceren met emoties, daar emoties de meest effectieve behandelinstrumenten zijn.
  • Wanneer C. vraagt of er iets is (zij zoekt toenadering), of er iemand boos is, of iets in die geest, dan is dat het moment om haar te vragen om op schoot te komen zitten.
  • Dan kunt u haar omhelzen, goed haar lichaam voelen en proberen dat te ontspannen en haar vertellen: “C., ik vond het niet goed. Het was niet goed dat je de koekjes pakte. Ik wil niet dat het weer gebeurt.”
  • Als C. er over wil gaan praten in de zin van in discussie gaan, kapt u dat meteen af. “Nee, C., ik wil er niet meer over praten. Ik heb al gezegd wat ik vind en ik hoop dat je dat ook goed vindt. Het is beter dat wij er nu niet meer over praten.” 
  • Wat u zegt, hoe u het zegt, hoe uw lichaamshouding en gezichtsuitdrukking is, moet wel overeenkomen met uw inschatting van wat C. emotioneel aan kan.
  • Wat u wilt, is C. complimenteren dat zij naar u toe is gegaan, en bevestigen dat u inderdaad iets te vertellen had.
  • Vader heeft dan zijn standpunt als vader en als volwassene gegeven, heeft verteld wat goed is en wat niet.
  • C. heeft feedback en sturing gekregen, wat bijdraagt tot veranderingen. “