donderdag 31 oktober 2013

De wanhoop nabij



Ouders van D. (6 jaar) vandaag op consult gehad. Het zeer agressief gedrag van D. thuis, tegen zijn ouders, is veel minder, maar het komt nog af en toe voor.
Waar de ouders erg veel lastig nog van hebben, is het heel uitdagend en provocerend gedrag.
Soms gaan ouders, vaker moeder dan vader, de confrontatie aan met D. in de zin van ‘het dient zo te gebeuren.’
D. beleeft dat als zeer stresserend wat snel leidt tot een uitbarsting en heel agressief gedrag zoals schreeuwen, schoppen, grof worden, spugen in het gezicht, etc. Dat gebeurt ook op straat, in een winkel, etc., Het is heel kwetsend. De eerste fase (Liefde) en de tweede fase (Bescherming) van de behandeling zijn te snel doorgelopen en is geprobeerd ook snel na de derde fase te gaan (Veranderen en verbeteren). Dat gaf problemen. Wanneer ouders (of psycholoog)de eerste twee fasen niet goed doormaken, is het risico groot dat zij en het kind, emotioneel, niet klaar zijn voor de derde fase. Uitbarstingen blijven en je moet dan gewoon terug. Om een actueel inzicht te hebben in hoe ouders en kind met elkaar omgaan, heb ik ouders gevraagd om met D. te komen. Ouders en kind hebben de opdracht gekregen samen een droomhuis voor het gezin te tekenen.
De diagnose ODD en ADHD is 4 maanden geleden door mij gesteld.
D. komt binnen met zijn ouders. Hij verschuilt zich angstig achter zijn vader en houdt zich vast aan zijn been. D. geeft geen hand en zegt ook niets.
D. vond het goed om memory te gaan spelen, wat wij ook twee keer hebben gedaan. Hij was sterk naar zichzelf gericht, maar genoeg ontspannen om met zijn ouders en de psycholoog te spelen. D. had sterk de behoefte om te winnen.

De gezinsopdracht ‘Teken samen een droomhuis’
D. begint meteen en gaat alleen zijn gang. Zijn moeder probeert met hem
te praten, maar hij gaat hier niet echt op in. Hij gaat door, alleen.
D. zegt tegen zijn moeder, dat zij het alleen moet doen en maakt verder geen contact met zijn ouders.
“Dat is mijn kamer, boven”, zegt D.. Moeder zegt dat zij een raam maakt. D. hoort dat, zegt dat hij een gordijn maakt en doet het ook. Zijn moeder tekent nog een raam en zegt dat het zusje van D. ook een raam krijgt.
D. gaat zijn gang, alleen, maar wordt langzaam meer open en speels. Moeder vraagt hem vaak iets, maar wacht verder af. Vader zegt dat hij een boom gaat tekenen en “ik teken een hut,” zegt D..
D. probeert in te springen op alles wat er gebeurt en de controle te houden. Ouders zijn heel sterk kindgericht, maar er vindt geen uitwisseling van gedachten of meningen tussen D. en zijn ouders plaats. Ouders sturen ook niet.
Vader probeert mee te doen, D. gaat hier wel een beetje op in, maar zeer zelf bepalend.
D. gaat zijn gang zonder zijn ouders er bij te betrekken of hun de ruimte te geven om ook mee te doen. D. vraagt zijn ouders nooit iets. Hij sluit zijn ouders uit. Die vragen D. wat hij wil en zij laten hem hun inbreng bepalen.
“Ik ga een hemelbed tekenen.” Voor jezelf, vraagt vader?
Moeder blijft kijken naar de tekening en vraag: “Wat hebben wij nog meer in de tuin?”
Moeder vertelt dat zij een paddenstoel gaat tekenen. Prompt komt D. bij haar tekening. Hij duwt moeder een beetje opzij, die zich terug trekt en naar hem gaat zitten kijken.
Nog een fiets tekenen, voor mama en papa, zegt moeder. En wat vind je zusje leuk? Misschien een poppenhuis, zegt D. als antwoord.
D. komt nu wat vrolijker over, tekent en vertelt tegelijkertijd wat hij doet. Zijn ouders komen af en toe aan bod.
Als ik naar D. kijk, stopt hij meteen met praten. Hij gaat in het oor van zijn moeder praten, over de tekening.
Wanneer ik de kleur viltstiften op tafel leg, vraag ik D. of hij aan zijn ouders wil vragen of zij ook willen inkleuren. D. geeft geen antwoord, vraagt zijn ouders niets, pakt de viltstiften voor zichzelf en gaat inkleuren.
Moeder vraagt D. of hij het goed vindt “als ik de bloempot inkleur.” D. vindt dat goed. “De buitenkant oranje en de binnenkant geel,” zegt hij.
“En de binnenkant?” vroeg moeder, die niet had gehoord wat D. zei.
“Zeg ik toch, oranje.”
D. neemt de viltstift, die zijn vader in de hand had en gaat daarmee inkleuren. Vader blijft wachten en krijgt even later een paar viltstiften van D..
“Zullen wij … “, vraagt de vader D..
“Nee, dat doe ik,” zegt D..
“Confetti uit de hemel,” zegt moeder. “Nee,” zegt D., “uit de wolken.”
“Mama, help me. Niemand helpt me,” zegt D..
 “Waarmee helpen?” vraagt vader. “Inkleuren alsjeblieft,” is het antwoord van D.

Commentaar 1:
In het contact met de psycholoog komt D. heel onzeker en angstig over. Hij zoekt beschutting achter zijn vader en weigert ieder contact. Op school was het contact van D. met de psycholoog, normaal te noemen! Aan het eind van de sessie geeft D. de psycholoog wel een hand.
D. vertoont sterk ‘egocentrisch’ gedrag. Ondanks de pogingen die zijn ouders ondernemen om samen de opdracht uit te voeren, gaat hij er niet op in. Hij is ‘niet op zijn ouders gericht,’ gaat zijn gang zonder overleg en probeert alles zelf te bepalen. Ook wat zijn ouders doen. D. houdt geen rekening met anderen, inclusief zijn zusje. Er vindt geen uitwisseling van gedachten of meningen plaats. D. geeft ook de indruk dat hij dat niet op prijs stelt.
De ouders van D. zijn sterk op hem gericht, maar zij stellen zich heel passief op en nemen een ondergeschikte positie in. Zij laten D. ongemoeid zijn gang gaan en doen wat hij zegt dat zij moeten doen.
Er ontstaat geen lichamelijk contact, oogcontact of spontaan plezier, individueel of in de interactie tussen ouders en kind.
D. laat heel sterke emoties zien, die niet te verwachten zijn bij een jongen van 8 jaar. Hij lijkt erg angstig en wantrouwend (wijst alles af, probeert alles zelf te bepalen), maar ook ongevoelig (geeft geen aandacht aan de gevoelens van anderen) en niet in staat tot communiceren.

Advies
1.Inleiding
D. komt heel angstig, onzeker en gesloten over. Hij communiceert bijna niet en laat niemand bij zich toe. Als hij ‘aangeraakt’ wordt (als ik met hem praat of als zijn ouders iets doen) trekt hij zich helemaal terug of neemt de sturing over. Het lijkt alsof hij niemand vertrouwt.
Ouders hebben gelijk. Het is moeilijk met D. te communiceren en dus ook sturing te geven. D. is met de gangbare aanpak bijna niet stuurbaar. Wij moeten eerst zijn vertrouwen winnen en hem ook het gevoel laten beleven, dat hij beschermd wordt en veilig is. Zonder dat te realiseren kunnen wij niet goed met D. communiceren.
Mijn advies is vaak het initiatief nemen en contact maken met D.. Veel met D. van alles samen ondernemen en hem in het begin het initiatief en de sturing laten nemen. Dat om zijn vertrouwen te winnen.
Samen spelen, knutselen, tekenen, iets samen opruimen, samen aankleden, naar bed gaan, etc.
U stelt hem iets voor, niet dwingend of vanuit een ondergeschikte positie, maar vanuit de combinatie van ouder/volwassene/speelkameraad: “He D., zullen wij iets gaan doen met klei?”
Als D. het niet wil, kunt u hem vragen of hij iets anders wil doen. Wil hij dat niet, dan kunt u zeggen ‘goed’, en u gaat verder uw eigen gang.
Wil D. wel meedoen, dan bent u, in eerste instantie, meegaand. Daarnaast gaat u bouwen aan vriendelijkheid en wederzijds vertrouwen.
Er zullen veel momenten zijn die zich lenen om de gevoelens en het gedrag van D. te beïnvloeden. Doe dat niet meteen en te vaak. Ook niet op een (voor hem) irriterende manier of toon.
U laat D. voelen wat u graag wilt of wat niet goed voelt, door iets te zeggen, bijvoorbeeld “doe alsjeblieft aardig, D..” U kunt ook zich passief gaan opstellen, op een manier dat D. dat merkt. D. merkt dat u zich heeft teruggetrokken en vraagt u mee te doen, of waarom. U gaat weer door en tegelijkertijd zegt u, op een niet stresserende manier, bijvoorbeeld, dat hij niets doet met wat u voorstelt. U verwacht niet meteen een antwoord of een verandering. U geeft aan wat u voelt naar aanleiding van wat hij doet. Dat gaat samen met humor, oogcontact, glimlachen en knuffelen. Het moet plezierig zijn voor allen.
De strategie is met D. samen te zijn. Samen met hem leuke dingen te doen en van daaruit hem te beïnvloeden.
In het begin laten wij hem de ruimte om zich vrij en veilig te voelen. Vervolgens proberen wij steeds meer mee te doen. Soms zien wij het juiste moment en de goede aanpak om iets over te brengen (een goed gevoel), soms trekken wij ons wat terug en geven wij het signaal dat wij ons niet zo goed voelen.
  • Als u D. iets minder leuks moet vragen, probeert u hem met zo weinig mogelijk woorden daar naar toe te bewegen. U kunt zelf beginnen met wat u hem vroeg en dat nog een keer vragen. U probeert D. neutraal, stressvrij te benaderen. 
  • Voorgesteld wordt, in deze fase van de behandeling, voornamelijk door het uiten van emoties en gevoelens te communiceren. 
  • In het omgaan met D. zoekt u de strategie die het best bij hem past en leidt tot wat u verwacht.
2. Een voorbeeld
Op het schoolplein
D. mocht even spelen, maar als het moment aankomt om met u mee te gaan, vlucht hij en komt niet meer terug. U moet achter hem blijven rennen.
Voorgestelde aanpak:
U wilt weg. U roept D., hij komt niet. U roept D. nog een keer. Hij komt niet en rent weg. U gaat niet weer roepen of achter hem aan rennen. U wacht en leest een boek als u dat wilt, doet iets anders of blijft gewoon zitten, zonder enige aandacht te geven aan D..
Het kan lang duren tot D. bij u komt. Houd daar rekening mee.
Als D. bij u komt, doet u geen poging om hem te pakken. U zegt, kom D. wij gaan weg. Of u zegt niets en loopt naar buiten. Als D. niet meeloopt (de confrontatie doorvoert of de strijd wil winnen) of terug gaat, blijft u wachten of loopt u terug en gaat weer wachten.
(U gaat niet het gevecht aan met D., waardoor hij zijn dosis stress krijgt en zijn gedrag blijft herhalen. U houdt de stress laag en geeft D. niet het gevoel dat hij iets heeft ‘gewonnen’ of iets kun winnen.)

Als D. uiteindelijk naar u toe komt of naar buiten loopt, loopt u mee. Na een paar tellen, als het rustig is, biedt u hem uw hand. (Lichamelijk contact, werken aan vertrouwen). Neemt hij uw hand niet aan, dan is het ook prima. Doet hij dat wel, dan probeert u warmte over te dragen.

Als D. iets zegt of vraagt, reageert u bijna niet. U zegt iets bijna onverstaanbaars, iets heel vaags. U ontwijkt de vraag door iets anders, heel kort te zeggen (“wij moeten nu naar huis”, bijvoorbeeld). U bent wat afstandelijk, kortaf, maar beslist niet onvriendelijk in welke vorm dan ook. De gevoelens die u aan D. overdraagt zijn die van ‘onverschillendheid.’ U hebt niet zo veel zin om te praten. U toont geen enkele vorm van boosheid. U bent teleurgesteld.

U keurt het gedrag van D. nu niet af. Helaas zijn wij nog niet zo ver.
U bent niet ingegaan op de uitdaging van D., u heeft zich niet laten vernederen en ook niet laten manipuleren. U stuurt het verstandig. Het gedrag van D. is niet beloond en hij maakt mee gevoelens van afstandelijkheid en onverschilligheid. Tevens van liefde: u geeft hem uw hand en warmte.
(Het gaat ook om het verschil tussen D. en zijn gedrag/uitingen van de aandoening. D. is niet zijn aandoening.)

Later thuis, op een rustig, gezellig moment naast elkaar of op schoot, kunt u bijna plotseling tegen D. zeggen. “Ik vond het heel jammer wat vandaag op het schoolplein is gebeurt.” Misschien niets meer.

De volgende dag mag D. niet langer op het schoolplein blijven spelen. De dag daarop misschien wel, als hij de afspraak nakomt dat hij komt wanneer u hem dat vraagt. Doet hij dat niet, dan weet u hoe u dat zou kunnen aanpakken.
Dan mag D. niet meer langer op het schoolplein blijven. Dat is geen straf, maar het vermijden van dat het vervelend wordt.

3. Toelichting
Ooit zo boos, zo verschrikkelijk boos geweest dat je een heel sterke drang voelde om dingen kapot te maken, alles kapot te maken? Je moet stampen van boosheid, gillen, spugen, schelden, slaan …, weg rennen.
Je voelt je ‘gek worden,’ wanhopig van woede, je kunt niet meer goed nadenken. De mensen doen altijd heel vervelend, verschrikkelijk irritant, zij doen je alleen kwaad en pijn. Zij zijn altijd tegen je. Je moet zorgen dat je alleen bent, dat je weg gaat.
Je voelt pijn, je wilt ook later wraak nemen, de ander pijn doen.
Als dat gebeurt, zijn wij een confrontatie op een heel onhandige manier aangegaan en hebben wij het heel lang volgehouden.
Wij hadden al heel lang moeten stoppen en andere, adequatere omgangstrategieën moeten kiezen.
Het is waar dat voor dergelijke gevoelens en gedrag van het kind ‘geen reden is.’ Ouders gaan met heel veel liefde en zorg om met hun kind. Toch lijkt het evident, dat het kind dit anders beleeft en zijn gevoelens niet op eigen kracht anders kan uiten.
Behandeling van het kind houdt in het veranderen van de gevoelens, die hij beleeft. Dat doen wij door het kind andere gevoelens te laten beleven. Wij stellen ons de vraag, wat zou hem rust, vertrouwen en plezier geven?
Tevens weten wij ook dat het niet gaat ‘om zijn zin te krijgen.’ Geen kind heeft er plezier in om te doen wat zijn ouders hem vragen niet te doen, geen kind heeft er plezier in om zijn ouders pijn te doen.”

vrijdag 25 oktober 2013

Liefde bij therapie

Ouders van C. (7 jaar) vandaag op consult gehad. Na de zomervakantie zijn wij “terug bij af,” vertellen zij een beetje wanhopig. 
C. is nu weer heel, snel heel boos. Zij staat wel daarna open voor een gesprek, zij kan er nu beter over praten en is zich bewuster van haar gedrag. Zij staat er heel erg voor open om er iets aan te doen.
Maar als de kinderen alleen zijn met vader, kan het gebeuren dat het helemaal fout gaat.
Vader heeft het behandelproces niet meegemaakt, in verband met zijn werk.
Hij probeert het nu in te halen en zet zich in voor 100%. Uitgelegd dat momenten van terugvallen in het behandelproces, vaak voorkomen.
Om te helpen, heb ik met de ouders afgesproken dat ik van de laatste emotioneel uitbarsting van C., thuis, aantekeningen zou maken en dat zal voorzien van adviezen en toelichtingen.
De diagnose ODD en ADHD is 5 maanden geleden door mij vast gesteld.
 “Het bestuderen van een ernstig incident ter ondersteuning van ouders
De vader van C. heeft een paar dagen geleden een bijzonder vervelende crisissituatie meegemaakt.
“Het begon al op het schoolplein,” vertelt vader.
C. vroeg of zij een vriendin mocht uitnodigen.
Helaas vandaag niet. Haar gezichtsuitdrukking wordt gespannen, donker, gefronst.

Commentaar 1:
  • C. mag iets niet van haar vader. Haar stressniveau is hierdoor duidelijk toegenomen. 
  • Waarschijnlijk kan zij dat nog niet adequaat verwerken. 
  • Het is dan te verwachten dat haar ergernis (heel hoog stress) zich gaat manifesteren. 
  • Pakken wij de te verwachten uitdagingen en provocaties (hoe bij C. stress zich uit) niet goed aan, dan zal een vervelend incident snel ontstaan.
 Vader vertelt, dat hij het aan C. heeft uitgelegd en haar heeft geaaid, maar dat er ondertussen andere dingen gebeurden op het schoolplein waar hij aandacht aan moest geven.


Commentaar 2:
  • Het zou kunnen dat het stressniveau van C., de spanning en de ergernis die bij haar opkwamen, niet voldoende werd verlaagd. 
  • Indien dat zo is, is te verwachten dat het niet goed gaat.
  • Het zou veiliger zijn om al het mogelijke te doen om dat risico niet te lopen. Bijvoorbeeld door zo iets te zeggen als: Ik vind het ook jammer dat het niet kan, C.. Maar vandaag komt het echt niet goed uit.
  • Zacht in de ogen kijken, tegen C. glimlachen en haar omhelzen.
  • Wij gaan thuis iets leuks doen en volgende keer mag je met je vriendin afspreken. Of zullen wij nu meteen voor een andere dag afspreken?
  • Onderweg naar huis zou vader gespreksonderwerpen kunnen bedenken, opmerkingen en grapjes maken, voorstellen doen, alles om C. af te leiden en te ontspannen.
  • Is er een afspraak gemaakt met haar vriendin, dan kan vader C. en zichzelf complimenteren. Bijvoorbeeld: “Wij hebben het goed aangepakt, C..”
Commentaar 3:
  • Wanneer duidelijk is dat iets (tegenwerking, tegenslag) het stressniveau van C. behoorlijk heeft doen toenemen, moeten wij naar wegen zoeken om dat te verlagen. Een heel hoog stressniveau is zeer ongezond en verstoort haar gedrag heel erg. Een emotionele crisis van A., die anders snel ontstaat, is ook zeker niet gezond voor haar ouders.
  • Het is de bedoeling dat ouders zich het inzicht verwerven in dat proces en adequaat oplossingen toepassen. 
    • Tegenwerking/tegenslag = snelle en sterke toename van stress/prikkelbaarheid (bovenop een chronisch te hoog stressniveau) 
    • Sterke toename van stress/prikkelbaarheid (bovenop een chronisch te hoog stressniveau) + stresserende prikkels = heftige reactie
  • Hierdoor weten zij precies wat er aan de hand is, hoe het proces verloopt en hoe zij moeten sturen. Ouders kunnen dus het initiatief bij zich houden.
  • C. heeft snel hulp nodig. Wij moeten dan ook weten hoe wij haar (snel en doelmatig) kunnen helpen en dat dan ook doen.
Onderweg, fietsend naar huis, ging het niet zo goed. (a)
Thuis gooit C. de fiets tegen de muur en rent naar de deur. Zij doet de deur op slot voor vader en broertje. (b)
Binnen gooit zij haar tas en jas op de grond.(c)
Vader geeft C. snel een koek.(d)
Daarna gaat hij opruimen en begint met koken.(e)

Commentaar 4:
  • Hier, van a tot en met e ging het steeds slechter. Dat wil zeggen, C. voelde heel veel stress en gaf signalen dat zij zich steeds minder kon beheersen. 
  • Het is heel belangrijk dat zo snel mogelijk ingespeeld wordt op de signalen die C. afgeeft. Zij lijdt, zij voelt pijn. 
  • Wij moeten snel proberen C. te ontstressen. Dat heeft prioriteit boven (bijna) alles, zoals bijvoorbeeld opruimen en koken. 
  • Het is belangrijk dat C. nu opgevangen wordt. Nu heeft zij dat heel hard nodig. 
  • Tevens is haar nu opvangen met liefde, lichaamscontact, haar beschermen en een oplossing zoeken, een fundamenteel basiselement van de behandeling (Eerste fase: Liefde, Tweede fase: Bescherming). 
  • Doen wij dat nu niet, dan houden wij ons niet goed bezig met de behandeling van C.
Commentaar 5:
  • C. vraagt alle aandacht. Zij lijdt nu heel erg onder haar aandoening en kan er op eigen kracht niets aan doen om dat te veranderen.
  • Wij geven dus al onze aandacht en tijd aan C.. Wij gaan bij haar staan, ruimen eventueel wat zij op de grond heeft gegooid bij het binnen komen op en kijken haar tegelijkertijd aan (of niet?)
  • Wij helpen C. eventueel met het uitdoen van haar jas of schoenen en proberen haar te aaien of een zoen te geven, of wij maken een praatje of doen een voorstel. ‘Zullen wij nu samen met de playmobiel (of iets anders) gaan spelen? Wil je mij helpen met een broodje te maken of thee te zetten? Of zullen we samen een tekening maken? Een glimlach, een beetje humor of een grapje willen vaak helpen.
  • Wij proberen contact met C. te maken, manieren te vinden om met haar samen te zijn en dingen samen met haar te doen, die haar goed doen en plezieren (= verlagen van stress/prikkelbaarheid).
  • Wij proberen haar hoge stressniveau te verlagen en zijn daar heel creatief in. Het moet lukken, anders komt het tot een uitbarsting, een crisis.
  • Het is niet zo dat C. aandacht krijgt, omdat zij vervelend doet. Nee, C. heeft een ‘aanval’ die direct gerelateerd is aan haar psychische aandoening (stoornis). Zij heeft dus adequate zorg nodig.
  • Ouders gedragen zich niet onderdanig of ondergeschikt. Nee, zij zijn ook niet bezig met het bezig houden van C. of het leveren van diensten.
  • Ouders zoeken naar handelingen en strategieën, naar oplossingen in het kader van gezondheidszorg, om een aangekondigde aanval op de gezondheid van C. (en haar ouders) te voorkomen.
  • Ouders zijn nu sterk bezig als therapeuten.
  • Als C. niets wil, dan moeten wij snel wat anders bedenken. Wat zou kunnen werken om haar hoge stressniveau te verlagen, haar te ontspannen en goede gevoelens weer naar boven te krijgen?
  • Wil je me dan helpen met koken, C.? Of wil je bij mij komen zitten?
  • U probeert ontspannen en aardig over te komen. Als het mogelijk is, probeert u C. op schoot te nemen en te omhelzen. Lichamelijk contact is heel effectief bij het verlagen van stress. Dan kunt u ook zeggen. “C., probeer je te ontspannen, iets leuks te doen.”
  • Nee? Goed, ga dan iets doen dat je leuk vindt. Als je mij nodig hebt, kom je naar mij toe. Is dat goed? Ik vind je heel lief.
  • Als het niet mogelijk is C. nu te ontstressen, kunnen wij er in ieder geval voor zorgen dat wij niets doen dat de spanning nog meer doet toenemen.
C. komt bij haar vader en zegt: “Ik wil een koekje.” (Dat is geen manier van praten tegen haar vader, maar wij zijn nog lang niet in de behandelfase die geschikt is om dat aan te pakken.) (f)
Zij krijgt nog een koekje en wil er vervolgens nog een.(g)
De vader van C. zegt tegen haar dat het eten bijna klaar is. Dat het beter is dat zij geen koekjes meer eet, anders heeft zij geen trek meer. (h)
C. luistert niet. Zij wordt steeds meer gespannen, trekt een heel boos gezicht en zegt: “Ik wil een koekje.” (i)
Zij rent weg, klimt op een stoel en gaat de koektrommel pakken. Vader verhindert dat en haalt haar van de stoel af. (j)

Commentaar 6:
  • Het was misschien te verwachten dat de ‘koekjes’ ons niet zouden helpen. Het risico was hoog dat de situatie onbeheersbaar zou worden op moment dat C. zou blijven vragen. Wij belanden dan in de situatie van meer willen en niet mogen. 
  • Misschien was het hier beter om door te gaan met C. koekjes te geven en ondertussen haar naar vader te trekken. Dan weer een poging doen om iets met haar te doen, haar te omhelzen en laten ontspannen met knuffelen en lichamelijk contact.
  • Tevens C. vragen om nu samen de koektrommel op te ruimen. Ook haar weer vragen om met vader iets samen te doen, etc.
C. gaat heel hard schreeuwen, trapt met haar voeten tegen haar vader, raakt vader aan en gaat op de grond liggen stampen en gillen. Zij is heel erg boos en niet aanspreekbaar. (k)
Vader tilt C. op en neemt haar mee naar haar kamer. Onderweg gaat C. door met gillen. Zij schopt, bijt en slaat haar vader. “Zij gebruikte alle vechtbewegingen die zij kon bedenken,” vertelt de vader van C. (l)
Zoals eerder afgesproken met de psycholoog, blijft vader bij C. in de kamer. (m)
Zij gilt en schreeuwt tegen haar vader, dat hij weg moet. Dat doet haar vader niet, waardoor zij nog bozer en wanhopiger wordt. (n)
C. rent in alle richtingen en smijt met alles wat zij kan pakken. (o)

Commentaar 7:
  • Het is evident dat C. hier een ernstige crisis heeft en geen enkele zelfsturing meer kan uitoefenen. Mogelijk was dat te voorzien.
  • Misschien was het beter om C. de koekjes te laten pakken en dan er consequenties aan te verbinden. Bijvoorbeeld, de volgende: ‘Ik ga niet in de confrontatie met C., ik verbreek de communicatie met haar waardoor zij na verloop van tijd, als zij rustiger is, zelf het initiatief moet nemen bij mij te komen om de communicatie te herstellen. Dan is zij minder gestrest en zal ik met haar praten.’ 
  • Dat wil zeggen: de vader van C. verhindert haar niet de koekjes te pakken (hij reageert niet op de provocatie). Vader zegt ook niets, draait zich om en gaat verder met wat hij aan het doen was. De communicatie tussen vader en C. is dus verbroken. Dat is de consequentie van wat C. deed.
  • Vanaf nu neemt vader geen initiatief meer om iets te vragen of voor te stellen aan C..
  • De houding van vader tegenover C. is afstandelijk, ingetogen, stil. Als moeder ondertussen thuis gekomen is, zou zij dat ook een beetje kunnen over nemen.
  • Ouders laten C. voelen dat er emotioneel iets is gebeurd. Zij doen anders tegen haar. Niet onvriendelijk, wel afstandelijk, niet boos, wel wat onverschillig en zij glimlachen minder of helemaal niet naar haar.
  • Het is niet de bedoeling dat wij C. kwetsen of negeren, maar dat wij haar laten merken/voelen dat wij ons anders tegen over haar voelen. Wij zeggen wel tegen C., dat zij aan tafel moet komen, bijvoorbeeld.
  • Als C. iets vraagt of zegt, proberen ouders daarop geen antwoord te geven, of een antwoord ontwijken door iets anders te zeggen of dat u het nu niet weet. Of, ‘sorry, ik kan het nu niet, ik ben bezig,’ of ‘sorry, maar ik voel me nu niet zo goed’. Of zij iets anders wil gaan doen.
  • Ouders laten C. merken/voelen, dat er iets is. De aandacht, de uitingen van liefde en het knuffelen is duidelijk minder dan gewoon (dat is ook een van de redenen waarom wij in de eerste fase van de behandeling heel veel liefde geven. Als het veel minder is, valt het op!).
  • Ouders communiceren met emoties, daar emoties de meest effectieve behandelinstrumenten zijn.
  • Wanneer C. vraagt of er iets is (zij zoekt toenadering), of er iemand boos is, of iets in die geest, dan is dat het moment om haar te vragen om op schoot te komen zitten.
  • Dan kunt u haar omhelzen, goed haar lichaam voelen en proberen dat te ontspannen en haar vertellen: “C., ik vond het niet goed. Het was niet goed dat je de koekjes pakte. Ik wil niet dat het weer gebeurt.”
  • Als C. er over wil gaan praten in de zin van in discussie gaan, kapt u dat meteen af. “Nee, C., ik wil er niet meer over praten. Ik heb al gezegd wat ik vind en ik hoop dat je dat ook goed vindt. Het is beter dat wij er nu niet meer over praten.” 
  • Wat u zegt, hoe u het zegt, hoe uw lichaamshouding en gezichtsuitdrukking is, moet wel overeenkomen met uw inschatting van wat C. emotioneel aan kan.
  • Wat u wilt, is C. complimenteren dat zij naar u toe is gegaan, en bevestigen dat u inderdaad iets te vertellen had.
  • Vader heeft dan zijn standpunt als vader en als volwassene gegeven, heeft verteld wat goed is en wat niet.
  • C. heeft feedback en sturing gekregen, wat bijdraagt tot veranderingen. “

dinsdag 22 oktober 2013

Luisteren naar kinderen

Een paar dagen geleden ben ik geweest op een basisschool in Centrum voor een sociaal-emotioneel onderzoek van een kind. Ik observeer het kind op het schoolplein en ik praat even met de enige de leerkracht. Ik vraag hoe het gaat.
Nu veel beter, maar vorig jaar was heel zwaar. Zij had een groep waarin, naar haar zeggen, de helft van de kinderen ernstige problemen had. Gedragsproblemen, leerproblemen en een combinatie daarvan. Sommigen waren heel onrustig en uitdagend. Nu heeft de groep twee leerkrachten in de klas, maar hiervoor is steeds minder geld. Volgend jaar al niet meer.
Ik vraag haar of de kinderen onderzocht en gediagnosticeerd zijn en of behandeld worden. “Nee, dat gebeurt niet.”

vrijdag 18 oktober 2013

Ouders doen het fantastisch

B. gaat steeds in discussie, is heel brutaal, luistert niet. “Soms heb ik geen zin!” “Nee, …maar  …”
“Ik doe het niet.” B. let niet op bij instructies, loopt rond in de klas en doet zo goed als niets. Haar werk is heel slordig, zij heeft een zeer grote schoolachterstand.
B. is heel erg bewegelijk en onrustig.
Zij is nu veel minder uitdagend en agressief dan 4 maanden geleden, maar de vorderingen op school gaan heel langzaam. Haar werkhouding en belangstelling voor wat er in de klas gebeurt is zeer laag. School wil de samenwerking stoppen en het kind in het speciaal onderwijs plaatsen.
Enkele weken geleden bleek bij een tekenopdracht aan moeder en B., dat de emotionele communicatie tussen moeder en dochter nu heel goed, liefdevol en ontspannen is. Moeder is nu ook heel effectief in de behandeling van B. Naar aanleiding daarvan heb ik aan moeder voorgesteld een aantal intensieve werksessies samen te doen, moeder, dochter en psycholoog. Meteen al bij de eerste sessie ging het verbazingwekkend goed. Aan moeder heb ik het volgende geschreven.

"Beste mevrouw P.,

Mijn dank voor uw medewerking. Zonder uw aanwezigheid en medewerking had ik niets bereikt. 

B. doet veel om u te plezieren. Als u soms een beetje onaardig werd of boos begon te worden, dan werd B. opstandig en ging zij de confrontatie aan. Twee keer is dat heel kort voorgekomen. Het was fantastisch te zien, dat u niet boos werd, u stopte er mee en prompt liet B. ook haar confrontatiehouding varen.

B. zoekt uw warmte en bescherming. Zij gaat tegen u leunen en haar rust, concentratie en doorzettingsvermogen nemen toe. U zou ook soms tegen haar kunnen leunen, haar kunnen omhelzen en een zoen geven. Dat is, denk ik, wat haar plezier geeft, sterker maakt en sterk motiveert. 

B. heeft praktisch twee uur achter elkaar gewerkt, zonder op te staan, naar de wc te gaan of een gebaar van ongenoegen te laten zien. Zij heeft niet op tafel gehangen. Dat allemaal is wat zij doet in de klas, permanent. 

Als u thuis zou kunnen opbrengen om een uur per dag met B. op dezelfde manier te werken als u bij mij deed, dan kunnen u en B. heel veel bereiken. 

Wij zouden dan heel goed bezig zijn met het verbeteren van de emotionele ontwikkeling van B. Haar zelfvertrouwen en motivatie zouden ook veel beter worden. Dat is dan ook de behandeling. …”

dinsdag 15 oktober 2013

Risicovol gedrag

M. is al jaren bezig met het laatste jaar van een HBO opleiding. Het wil niet lukken en zijn moeder heeft hem gezegd om ‘naar een psycholoog te gaan.’ Zo komt hij bij Child Support. Na een paar gesprekken en het invullen van een vragenlijst, blijkt dat hij een fantastisch aardige jongeman is, die al jaren dagelijks blowt.
Er zijn natuurlijk andere, minder zware problemen, maar blowen en, in mindere mate, drinken helpt absoluut niet als je tentamens moet maken.
M. zegt dat zo’n beetje iedereen in zijn omgeving dat doet, maar hij wil toch heel graag zijn studie afronden.  Hij wil ook weg van de school.
M. is ook bereid te stoppen met blowen. Wij bespreken een strategie om dat te doen en om zijn laatste twee examens voor te bereiden. Een maand voor zijn examens kon hij weer leven en leren zonder blowen.
Een van de twee examens heeft hij gehaald, de andere moet hij in augustus opnieuw doen. Hij laat me weten wanneer het resultaat bekend is. Helaas heeft hij dat niet gedaan en hij belde niet terug toen ik dat vroeg in een ingesproken bericht. Begin september bel ik hem nog een keer en uiteindelijk belt hij terug. Ik was bang, dat het hem niet gelukt was. Het zou ook voor mij falen betekenen en dat vind ik niet niks. Toch viel het best mee. Hij heeft het gehaald en bereidt zich voor om zijn leven een nieuwe wending te geven. Wauw!

vrijdag 11 oktober 2013

Empathie en barmhartigheid

Mevrouw A. komt op consult met haar zoon van 13 jaar.
Zij zijn 3 dagen geleden op straat gezet omdat haar
ex-vriend, die haar heel lang heeft mishandeld en bedreigd, de huur niet heeft betaald.
Zij kent zo goed als niemand die haar kan helpen en de jongen vindt de situatie verschrikkelijk.
Een kennis bracht haar op het idee om naar Child Support te gaan.
Moeder en kind zijn afkomstig uit een EU land. De jongen volgt al zes jaar onderwijs in Amsterdam. Hij zit nu op straat. Naast de zorgen die mevrouw heeft om haar zoon, is het de vraag of wij vanuit Child Support haar zouden kunnen helpen bij instellingen. Zij kent een mevrouw die met haar al half Amsterdam heeft afgelopen en gebeld heeft voor onderdak en geld om te eten, maar zij zijn de wanhoop nabij. Het lukt niet. Vanuit Child Support besluiten wij een aantal stappen te ondernemen, omdat een moeder zonder huisvesting en zonder geld om te eten en een kind dat het niet meer aankan, eerst geholpen moeten worden aan de meest basale menswaardige voorzieningen. Later zullen wij zien wat de schade van dergelijke traumatische ervaringen is.
Ik bel de school van het kind, de gemeente Amsterdam, sociale dienst, GGD/vangnet, politie, opvang voor vrouwen, etc., etc.,
Niemand weet wat te doen of niemand kan of wil iets doen. Je wordt verwezen van de ene naar de andere instelling of organisatie, maar nergens is hulp te krijgen. Ik, als psycholoog, word nog netjes te woord gestaan. Mevrouw zelf klaagt dat zij kortaf, onvriendelijk of zelfs onbeschoft wordt behandeld. Er wordt hier en daar op gezinspeeld of gewoon gezegd dat zij er beter aan doet om terug te gaan naar eigen land.
Ondertussen zit zij ook in angst voor bureau jeugdzorg en de leerplichtambtenaar, omdat het kind leerplichtig is en niet naar school gaat of in ieder geval niet iedere dag. Dat moeder en kind geen woning en geen geld hebben om te eten, daar kunnen die instellingen niets aan doen, vertellen zij moeder. Dus mevrouw loopt het risico dat het kind als vermist wordt aangemerkt. Vervolgens is het risico zeer reëel dat bureau jeugdzorg/kinderbescherming naar de kinderrechter gaat met een verzoek tot uithuisplaatsing. De kinderrechter geeft dan opdracht aan de politie, die het kind zoekt en weghaalt bij moeder. Het kind wordt vervolgens in een opvanginstelling geïnterneerd en moeder moet verder maar zien te overleven, zonder hulp en zonder kind. Maar zo ver is het nog niet!
Ondertussen is er iemand binnen een organisatie die een risicotaxatie heeft gedaan. Mevrouw loopt een hoog risico als zij in Amsterdam blijft, waardoor haar onderdak heel ver in het land aangeboden wordt. Dat mevrouw zelf dat niet wil, daar haar zoon in Amsterdam op school zit en daar zij niemand daar kennen, blijkt niet zwaar genoeg te wegen. Wil mevrouw het niet? Dan moet zij het zelf weten! 
Naast de inefficiëntie van dat stukje samenleving, is wat hier ook sterk opvalt, de onverschilligheid, het gebrek aan barmhartigheid, aan mensvriendelijkheid.

donderdag 3 oktober 2013

Verstoppertje

Ben op een basisschool in de Pijp geweest. In de pauze praat ik met een leerkracht met vele jaren ervaring, ook in de onderbouw.
Zij vertelt: “Vroeger, zo’n 20 jaar geleden, hadden wij drie of vier heel moeilijk kinderen. Nu hebben wij dat aantal in iedere groep. Zonder het speciaal onderwijs, kunnen wij het niet aan.” Daar hebben zij kleine klassen en meer ervaring om deze kinderen te helpen, vertelt zij verder. Komen de kinderen dan terug, als zij geholpen zijn, was mijn vraag. “Nee, dat komt eigenlijk niet voor.”