maandag 4 november 2013

En als de sociale omgeving van het kind toxisch is?

Woensdag was ik bij een bijeenkomst van een grote ggz-instelling om te horen hoe het word met de jeugdgezondheidszorg. Dit naar aanleiding van wat de regering gaat beslissen. In de wetenschap, dat er vaak veranderingen zijn om vervolgens alles bij hetzelfde te laten, had ik behoefte om voor mijzelf een aantal onderwerpen op een rij te zetten.
Deugt dat allemaal?
Er zijn kinderen, mensen, die lijden (meer dan 20% van alle kinderen en jongeren). Niet alleen, niet in hun eentje, maar in de samenleving waarin zij geboren zijn, opgroeien en leven.
Wat doen wij eigenlijk als wij alleen in het probleem, in de aandoening of stoornis geïnteresseerd zijn en niet in het kind of de jongere?
Wat gebeurt er als wij niet geïnteresseerd zouden zijn in hoe de ouders van het kind zich voelen, ook niet in hun stress, nimmer in de druk die school op hun uitoefent en zeker niet in de opgedrongen hulp, van slechte kwaliteit, die soms hun achtervolgt en hun een eigen leven ontneemt?
Waarmee zouden wij kunnen helpen, als wij niet in het kind en in zijn sociale omgeving geïnteresseerd zijn of mogen zijn?
Wat als de omgeving van het kind toxisch is en het niet zijn ouders, niet zijn vrienden of familie zijn, maar de sociale omgeving is, die het kind doet lijden?
Moeten wij de agressie, de leegte van de verstikkende sociale omgeving van het kind de rug toe keren, vol angst dat wij iets zouden moeten doen waarvoor wij niet opgeleid zijn, niet voor betaald worden en waarmee wij geacht worden ons niet te bemoeien?
Deugt onze hulp dan nog?

Wanneer wij, met de ouders, de beslissing nemen een kind of een jongere samen te gaan helpen, dan blijven wij dat doen tot het moment dat het veel beter gaat en ouders en kind het verder alleen kunnen of totdat ouders genoeg van ons krijgen. Wij schuiven niet het kind en zijn ouders naar de volgende instelling of specialist, tenzij dat absoluut noodzakelijk is. Dat stelt zeker hoge eisen aan onze kennis en ons kunnen, hetgeen heel stimulerend werkt.
Wij volgen het kind of de jongere. Als het nodig is, bellen wij of sturen wij e-mails aan ouders om te vragen hoe het gaat. Wij stellen voor een afspraak te maken als het niet zo goed gaat en blijven permanent wegen zoeken om het kind en zijn ouders optimaal en zo snel mogelijk beter en zelfstandig te krijgen.  
Als wij vinden dat het nodig is aan te geven, dat anderen het kind en zijn gezin ziek maken, wat veel voorkomt, dan doen wij dat, ook al bestaan hiervoor geen wegen. De reden is, dat er wordt verondersteld, dat het bij de besturen en instellingen wel goed zit, maar niet bij de gezinnen.
Wij verzetten ons ertegen ons te gedragen als gecontracteerde uitvoerders, die voorgeschreven  krijgen hoe wij ons moeten opstellen en wat voor hulp kind en ouders mogen krijgen. Wij vinden dat een gespreksonderwerp van kind, ouders en gezondheidspsycholoog.
Wij kloppen ook aan bij de samenleving om gezonde veranderingen te vragen, maar ook om duidelijk te maken, dat diezelfde samenleving passief toeziet als het kind en zijn ouders heel weinig en heel slechte psychische gezondheidszorg krijgen en ook nog veel ontnomen worden van wat er dan is. Ouders doen hun best, de samenleving, hier bestuurders en regering, echter niet.

Dat is hoe wij werken en dat is tevens wat ons de kracht en de voldoening geeft, die wij nodig hebben om kinderen en ouders te helpen. Dat is ethisch en wetenschappelijk verantwoord. Zo denken wij en dat deugt.