Bij ons komt het
eigenlijk niet voor, dat na uitgebreide uitleg en informatie ouders zich niet
kunnen vinden in de gestelde diagnose. De ontwikkelingsanamnese (geïntegreerd met het diagnostisch
interview) en het diagnostisch rapport
zijn zeer uitgebreid, juist om ouders maximaal inzicht te geven in het
diagnostisch proces en de conclusies. Dat neemt niet weg, dat veel ouders niet
willen (en ik geef hen gelijk), dat scholen en zorgverzekeraars weten wat de
diagnose is.
Vijf jaar
geleden was de DSM ( Diagnostic and Statistical
Manual of Mental Disorders) onbekend voor het grote publiek en in het
onderwijs. Voor de psychologen (en meer in het bijzonder de orthopedagogen),
die zich bezig hielden met kinderen en jongeren was dat niet veel anders. Men gebruikte
die niet, werkte zonder diagnoses en had geleerd, dat de DSM iets afschuwelijks
was. Een soort satanisch boek, dat gebruikt werd om gemene etiketten op kinderen te plakken.
Ondertussen stuurden dezelfde professionals ieder jaar weer, in opdracht van
hun managers, honderden kinderen het speciaal onderwijs in, tot het daar
boordevol werd. De kinderen vertoonden ‘gedragsproblemen’, waren ‘moeilijk
lerend’ en ‘zwakzinnig’(*). Dat waren en zijn nog steeds, geen diagnoses of
classificaties, maar blijkbaar toch reden genoeg om kinderen te verwijzen naar
scholen voor kinderen met “leer-
en opvoedingsmoeilijkheden” (LOM-onderwijs) en scholen voor “zeer moeilijk opvoedbare kinderen
(ZMOK)”!
De overheid heeft een paar jaar geleden de benaming veranderd in “Cluster 4” scholen. Dat in de traditie van namen veranderen en
hetzelfde blijven doen. Zoals Riagg in Mentrum en Weer Samen Naar School in
Passend Onderwijs.
Met de
publicatie van de DSM V midden 2013 zagen de media kans om sensatie en angst te zaaien.
Adrenaline verkoopt goed. Zo zou de DSM leiden tot het etiketteren en
stigmatiseren van kinderen. Daarbij zou de psychodiagnostiek niet erg
nauwkeurig zijn. Ouders werden bang gemaakt, ook omdat zorgverzekeraars de
diagnoses van wat zij vergoeden onder ogen zouden krijgen. Een bekende
psychiater zei in een interview, dat classificatie nuttig is voor specialisten om
met elkaar te communiceren.
Van belang is in
te zien dat het niet de kinderen of volwassenen zijn die een etiket krijgen,
maar de aandoening waar zij last van hebben. Er mag ook geen diagnose gesteld
worden als de persoon er geen echte last van heeft. Een diagnose werkt wel
stigmatiserend, maar dat is een sociaal probleem, niet van de
diagnose of classificatie.
Niet
onbelangrijk is ook, dat als er een diagnose/classificatie vastgesteld is,
gebruik gemaakt kan worden van alles wat daarover bekend is, onder andere wat
de meest efficiënte behandelaanpak is.
Bij gezondheidspsychologie
en psychiatrie is het niet veel anders dan bij geneeskunde. Alle
ziektes, aandoeningen of stoornissen waar een mens aan kan lijden, zijn te
vinden in de ICD 10 (International
Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems) van de Wereld Gezondheidsorganisatie, inclusief
de psychische aandoeningen of stoornissen. De DSM is van de American Psychiatric Association en
behandelt alleen de psychische aandoeningen of stoornissen, maar de inhoud is
zo goed als identiek aan de ICD 10.
Wat zouden wij ervan
vinden als er bij geneeskunde geen diagnoses/classificaties meer gesteld zouden
worden, zoals hepatitis, kanker of depressie?
Niet
onbelangrijk in de discussies die gevoerd (zouden moeten) worden, is dat meer
dan 20% van de kinderen en jongeren lijdt onder een of meerdere psychische
aandoeningen en dat meer dan 50% van de volwassenen met een psychische
aandoening hier al last van had toen zij nog kind waren. Oftewel: psychische
aandoeningen zijn de belangrijkste (gezondheids)bedreigingen waar jonge mensen
onder lijden, maar de bestaande (diagnostische en behandel)voorzieningen zijn
bijna primitief. Ook wordt de overgrote meerderheid van de kinderen en
adolescenten, die aan een of meerdere psychische aandoening lijdt, zoals angst,
nooit
gediagnosticeerd of behandeld.
Politici,
bestuurders en anderen draaien zich hiervoor om of ontkennen het probleem, ook
omdat een psychische stoornis tot ontwikkeling komt onder invloed van de sociale
omgeving. Wij zouden ons anders moeten gaan afvragen waarom zo veel mensen psychisch
ziek worden en blijven. Dat zou een gezond gespreksonderwerp zijn, maar
niet zonder consequenties voor ons inzicht in onze huidige samenleving. Omdat
dat blijkbaar niet de bedoeling is, worden mensen bang gemaakt, op afstand
gehouden en de toegang tot (goede)psychische gezondheidzorg moeilijker gemaakt.
Jongeren worden aangezet om meer te voetballen en sociale vaardigheidscursussen
te volgen. Ouders zullen ook, nog meer dan nu het geval is, allerlei
opvoedcursussen gaan volgen. Dat is het beleid anno 2014.
Dat
psychodiagnostiek niet erg nauwkeurig is, omdat deze niet ondersteund
kan worden met een laboratorium onderzoek, is onzin.
Hippocrates, de grondlegger van de westerse geneeskunde, vertelde meer
dan twee en half duizend jaar geleden al hoe gezondheidsprofessionals zich
zouden moeten gedragen en hoe diagnostiek gepraktiseerd zou moeten worden. Zijn
methode wordt nu nog door iedereen (!) gebruikt. Hij haalde ook de geneeskunde
in de Westerse wereld uit de taboesfeer, de tovenarij en de godsdienst,
maar dat blijkt toch hardnekkiger dan Hippocrates
dacht.
Aan de persoon
of patiënt wordt gevraagd, volgens Hippocrates,
wat de klachten zijn, waar de persoon iets voelt, wanneer en hoe lang. Daarna ga
je kijken naar het lichaam van de persoon: lichaamshouding, gezicht, huid,
ogen, oren, etc. Vervolgens informeer je over eet- en drinkgewoontes, over
slapen, energie, urine, ontlasting, etc. Ondertussen heb je, als ervaren clinicus, al
een of twee diagnostische hypotheses en weet je of het wel of niet een levensbedreigend
probleem is. Je bent nu ook in staat om met hulp te beginnen. Je kunt ook verder
onderzoek doen (vroeger) naar de lucht die de persoon inademt, het water dat de
persoon drinkt en de grond waar vandaan voedsel gehaald wordt. Ter verificatie
van de initiële diagnose kun je aanvullend onderzoek doen, bijvoorbeeld in een
laboratorium. Bij gezondheidspsychologie en psychiatrie verloopt het
diagnostische proces niet anders.
(*) “De ziekte met de hoogste uitgaven in 2011, 6,8 miljard euro, is ‘verstandelijke handicap’, onderdeel van de ICD-hoofdgroep ‘psychische stoornissen.’” (In 2007, 5,6 miljard euro)
” Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Publicatiedatum: 28-11-2013. Wijzigingsdatum: 05-12-2013)
(*) “De ziekte met de hoogste uitgaven in 2011, 6,8 miljard euro, is ‘verstandelijke handicap’, onderdeel van de ICD-hoofdgroep ‘psychische stoornissen.’” (In 2007, 5,6 miljard euro)
” Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Publicatiedatum: 28-11-2013. Wijzigingsdatum: 05-12-2013)