zondag 17 november 2013

DSM en diagnostiek/classificatie



Bij ons komt het eigenlijk niet voor, dat na uitgebreide uitleg en informatie ouders zich niet kunnen vinden in de gestelde diagnose. De ontwikkelingsanamnese (geïntegreerd met het diagnostisch interview) en het diagnostisch rapport zijn zeer uitgebreid, juist om ouders maximaal inzicht te geven in het diagnostisch proces en de conclusies. Dat neemt niet weg, dat veel ouders niet willen (en ik geef hen gelijk), dat scholen en zorgverzekeraars weten wat de diagnose is.

Vijf jaar geleden was de DSM ( Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) onbekend voor het grote publiek en in het onderwijs. Voor de psychologen (en meer in het bijzonder de orthopedagogen), die zich bezig hielden met kinderen en jongeren was dat niet veel anders. Men gebruikte die niet, werkte zonder diagnoses en had geleerd, dat de DSM iets afschuwelijks was. Een soort satanisch boek, dat gebruikt werd om gemene etiketten op kinderen te plakken. Ondertussen stuurden dezelfde professionals ieder jaar weer, in opdracht van hun managers, honderden kinderen het speciaal onderwijs in, tot het daar boordevol werd. De kinderen vertoonden ‘gedragsproblemen’, waren ‘moeilijk lerend’ en ‘zwakzinnig’(*). Dat waren en zijn nog steeds, geen diagnoses of classificaties, maar blijkbaar toch reden genoeg om kinderen te verwijzen naar scholen voor kinderen met “leer- en opvoedingsmoeilijkheden”  (LOM-onderwijs) en scholen voor “zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)”! De overheid heeft een paar jaar geleden de benaming veranderd in “Cluster 4” scholen. Dat in de traditie van namen veranderen en hetzelfde blijven doen. Zoals Riagg in Mentrum en Weer Samen Naar School in Passend Onderwijs.

Met de publicatie van de DSM V midden 2013 zagen de media kans om sensatie en angst te zaaien. Adrenaline verkoopt goed. Zo zou de DSM leiden tot het etiketteren en stigmatiseren van kinderen. Daarbij zou de psychodiagnostiek niet erg nauwkeurig zijn. Ouders werden bang gemaakt, ook omdat zorgverzekeraars de diagnoses van wat zij vergoeden onder ogen zouden krijgen. Een bekende psychiater zei in een interview, dat classificatie nuttig is voor specialisten om met elkaar te communiceren.
Van belang is in te zien dat het niet de kinderen of volwassenen zijn die een etiket krijgen, maar de aandoening waar zij last van hebben. Er mag ook geen diagnose gesteld worden als de persoon er geen echte last van heeft. Een diagnose werkt wel stigmatiserend, maar dat is een sociaal probleem, niet van de diagnose of classificatie.
Niet onbelangrijk is ook, dat als er een diagnose/classificatie vastgesteld is, gebruik gemaakt kan worden van alles wat daarover bekend is, onder andere wat de meest efficiënte behandelaanpak is.

Bij gezondheidspsychologie en psychiatrie is het niet veel anders dan bij geneeskunde. Alle ziektes, aandoeningen of stoornissen waar een mens aan kan lijden, zijn te vinden in de ICD 10 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems) van de Wereld Gezondheidsorganisatie, inclusief de psychische aandoeningen of stoornissen. De DSM is van de American Psychiatric Association en behandelt alleen de psychische aandoeningen of stoornissen, maar de inhoud is zo goed als identiek aan de ICD 10.
Wat zouden wij ervan vinden als er bij geneeskunde geen diagnoses/classificaties meer gesteld zouden worden, zoals hepatitis, kanker of depressie?

Niet onbelangrijk in de discussies die gevoerd (zouden moeten) worden, is dat meer dan 20% van de kinderen en jongeren lijdt onder een of meerdere psychische aandoeningen en dat meer dan 50% van de volwassenen met een psychische aandoening hier al last van had toen zij nog kind waren. Oftewel: psychische aandoeningen zijn de belangrijkste (gezondheids)bedreigingen waar jonge mensen onder lijden, maar de bestaande (diagnostische en behandel)voorzieningen zijn bijna primitief. Ook wordt de overgrote meerderheid van de kinderen en adolescenten, die aan een of meerdere psychische aandoening lijdt, zoals angst, nooit gediagnosticeerd of behandeld.
Politici, bestuurders en anderen draaien zich hiervoor om of ontkennen het probleem, ook omdat een psychische stoornis tot ontwikkeling komt onder invloed van de sociale omgeving. Wij zouden ons anders moeten gaan afvragen waarom zo veel mensen psychisch ziek worden en blijven. Dat zou een gezond gespreksonderwerp zijn, maar niet zonder consequenties voor ons inzicht in onze huidige samenleving. Omdat dat blijkbaar niet de bedoeling is, worden mensen bang gemaakt, op afstand gehouden en de toegang tot (goede)psychische gezondheidzorg moeilijker gemaakt. Jongeren worden aangezet om meer te voetballen en sociale vaardigheidscursussen te volgen. Ouders zullen ook, nog meer dan nu het geval is, allerlei opvoedcursussen gaan volgen. Dat is het beleid anno 2014.

Dat psychodiagnostiek niet erg nauwkeurig is, omdat deze niet ondersteund kan worden met een laboratorium onderzoek, is onzin.
Hippocrates, de grondlegger van de westerse geneeskunde, vertelde meer dan twee en half duizend jaar geleden al hoe gezondheidsprofessionals zich zouden moeten gedragen en hoe diagnostiek gepraktiseerd zou moeten worden. Zijn methode wordt nu nog door iedereen (!) gebruikt. Hij haalde ook de geneeskunde in de Westerse wereld uit de taboesfeer, de tovenarij en de godsdienst, maar dat blijkt toch hardnekkiger dan Hippocrates dacht.

Aan de persoon of patiënt wordt gevraagd, volgens Hippocrates, wat de klachten zijn, waar de persoon iets voelt, wanneer en hoe lang. Daarna ga je kijken naar het lichaam van de persoon: lichaamshouding, gezicht, huid, ogen, oren, etc. Vervolgens informeer je over eet- en drinkgewoontes, over slapen, energie, urine, ontlasting, etc.  Ondertussen heb je, als ervaren clinicus, al een of twee diagnostische hypotheses en weet je of het wel of niet een levensbedreigend probleem is. Je bent nu ook in staat om met hulp te beginnen. Je kunt ook verder onderzoek doen (vroeger) naar de lucht die de persoon inademt, het water dat de persoon drinkt en de grond waar vandaan voedsel gehaald wordt. Ter verificatie van de initiële diagnose kun je aanvullend onderzoek doen, bijvoorbeeld in een laboratorium. Bij gezondheidspsychologie en psychiatrie verloopt het diagnostische proces niet anders.

(*) “De ziekte met de hoogste uitgaven in 2011, 6,8 miljard euro, is ‘verstandelijke handicap’, onderdeel van de ICD-hoofdgroep ‘psychische stoornissen.’” (In 2007,  5,6 miljard euro)
” Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Publicatiedatum: 28-11-2013. Wijzigingsdatum: 05-12-2013)