Er worden iedere dag tientallen, mogelijk honderden
onderzoeken gedaan bij jeugdigen, die in contact zijn gekomen met de politie. De
onderzoeksrapporten hebben vaak zeer ingrijpende consequenties voor die
adolescenten en hun gezinnen. Wie dergelijk onderzoek doet, in wiens opdracht
en hoe, is van levensbelang.
Forensische onderzoeken worden door psychologen en
psychiaters gedaan, formeel in opdracht van de rechtbank. Feitelijk zoekt het
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), een
dienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, een zelfstandig gevestigd
psycholoog of psychiater uit zijn lijst, die vervolgens de opdracht krijgt en
bij inlevering van het rapport wordt betaald. De desbetreffende psychologen en
psychiaters zijn geselecteerd, opgeleid en goed gekeurd door de diensten van
het ministerie.
De voor zichzelf werkende psycholoog of psychiater (de
rapporteur) dient zijn onderzoeksrapport in bij het NIFP. Daar wordt het
gelezen en voorzien van commentaar en suggesties. De rapporteur doet er
“verstandig” aan om die commentaren en suggesties in zijn onderzoeksrapport te verwerken,
omdat hij anders steeds minder of helemaal geen opbrachten meer zal krijgen. Na
goedkeuring van het onderzoeksrapport door het NIFP wordt het onderzoeksrapport
door het NIFP naar de rechtbank gestuurd.
De jongen die gedwongen wordt mee te werken aan het
onderzoek (formeel is hij daartoe niet verplicht), waarin komt te staan welke
strafmaatregelen aan de rechter voorgesteld worden, staat alleen en machteloos
in dat proces, evenals zijn ouders. De onderzoeker stelt zijn rapport op vanuit
zijn eigen opvattingen en bevindingen, volgens de richtlijnen van het NIFP. Op
kritische of niet meewerkende jeugdigen of ouders wordt niet positief
gereageerd. Wat in het rapport komt te staan verandert niet (al wordt het
onderzoek voor het naar het NIFP gaat ook met de jeugdige besproken) en aan een
second opinion onderzoek door een door de jeugdige, zijn ouders of zijn
advocaat gekozen psycholoog of psychiater wordt niet meegewerkt.
Vergeleken met de aanklager staan de jeugdige (verdacht
van een delict), zijn ouders en zijn advocaat er heel zwak voor. Zij hebben de
kennis en de middelen niet om voor hun belangen, op een gelijkwaardige basis,
op te komen. Dat wordt ook zo ervaren en draagt bij tot volle jeugdinrichtingen
(jeugdgevangenissen) met adolescenten uit gezinnen met een laag sociaaleconomische status (SES). Dat is beslist niet gezond voor
die adolescent en de samenleving.
Hoe forensische onderzoeken
tot stand komen en wat zij aanrichten is immoreel. Zij leiden ook vaak tot zeer ernstige problemen voor de
adolescent, zijn gezin en de samenleving.
Geplaatst worden in een justitionele jeugdinrichting
(kindergevangenis) is zeer traumatiserend, daarin moeten leven is permanent
geconfronteerd worden met een onveilige, onwerkelijke, ziekmakende omgeving.
Het hele systeem werkt ook averechts. Van de jongeren die
een detentiestraf of een maatregel tot
gedwongen behandeling (pij) hebben opgelegd gekregen, heeft meer dan 90% een psychische
stoornis. De effectiviteit van straf,
behandeling of reclassering is heel laag. Meer dan 57% van deze adolescenten
komt binnen drie jaar weer in contact met justitie (recidiveert).
Het hele systeem wordt
niet door de samenleving gecontroleerd, daar de media er niet toegelaten worden.