Moeder vertelt, dat
S. niet wilde komen. Hij is 9 jaar en wordt al een jaar voornamelijk door/via
ouders behandeld (ODD/ADHD/DS) (*). De kennis en vaardigheden, die zij nodig
hadden om dat te doen zijn aangeboden in korte, intensieve perioden van
gesprekken met de psycholoog/behandelaar. Met S. is nu een vierde bijeenkomst
afgesproken naar aanleiding van een negatieve/depressieve
periode, die ouders veel zorg baart. S. vindt dat het geen zin heeft, dat
hij mij niet verstaat, etc. Moeder vindt, dat het wel effect heeft. Zij vindt,
dat het veel beter gaat. Dat is altijd heel fijn om te horen.
Ik vraag S. excuus voor het feit dat hij mij soms
niet verstaat. Ik zal beter opletten. Wij beginnen met een spelletje memory.
Moeder doet er aan mee. S. wil winnen, is heel onrustig, probeert voor zijn
beurt te spelen, houdt weinig rekening met de andere spelers. Hij is niet erg
ontspannen. De volgende activiteit lukt niet. De thema’s ‘verdriet’ en ‘boos’
waren voorbereid. Er zou gespeeld en geschreven worden op het whiteboard. Het
duurt te lang, veel spellingsfouten en
het sluit helemaal niet aan bij de gemoedstoestand van S. Mijn ‘credit’ bij hem is ook op. Het komt
vaak voor dat kinderen en jongeren met soortgelijke problematiek weigeren naar
de psycholoog te haan. Hun “nee”
blijft “nee”. Soms lukt het wel, met
name als de psycholoog naar school gaat. Maar wanneer de psycholoog meer bekend
wordt voor het kind, gaat het kind zich verzetten, waardoor het systeem: een
sessie, op een vast tijdstip, niet meer werkt.
Even dan nog een
spel. Dat verloopt niet goed voor S., al niet vanaf het begin. Hij vindt dat
heel vervelend. Voor hem gaat het niet om het spel, maar om het winnen. Deels
zit hij daar nog aan vast. Tegenwerking
van anderen of tegenslag, zijn voor
hem soms nog erg pijnlijk. Er wordt
aan gewerkt om dat te verminderen. Maar vandaag gebruikt S. dat deels om uiting
te geven aan ‘negativistisch gedrag’. Het is S. niet gelukt om zijn verliezende
spel tot het eind te spelen. Een beetje boos wordt het afgebroken voor wij
klaar zijn. Zijn gemoedstoestand blijft toch redelijk.
Ik vroeg hem excuus. Misschien had ik mijn werk niet
goed voorbereid, misschien deed ik het niet zo goed. S. verdedigde mij. Nee, het kwam omdat hij er geen
zin in had.
Dat was fantastisch.
Een duidelijk sterk staaltje van empathie
en dus liefde. Mijn complimenten aan S. en aan zijn ouders. Die zijn al een
jaar intensief aan het werk. Herstel en
gezonde ontwikkeling tot stand brengen zijn nog niet afgerond, maar wij
zijn een heel eind op de goede weg, zeker vergeleken met het begin.
Een paar weken
geleden is het spreekwoord ‘Wie goed
doet, goed ontmoet’ (Fabels van Aesopus) opgepakt bij het lezen van een
verhaaltje door S. op verzoek van de psycholoog. Wij hebben het over de
betekenis daarvan gehad en het toegepast in concrete en denkbeeldige situaties
op school, thuis, etc. Het was voor S. glashelder en het is blijven hangen. S.
lijkt het ook te kunnen gebruiken als een soort geheugensteuntje als hij bij anderen
is.
Het is belangrijk hem
te blijven helpen met reflecteren,
zich in de plaats van anderen te denken en zich af te vragen wat het aardigste
en slimste is om te doen. Het feit dat hij op begaafd niveau scoort bij een
intelligentietest kan helpen.
Niet onbelangrijk,
‘Wie goed doet, goed ontmoet’ stimuleert positieve
gevoelens.