Even in de gang
B. zit op een bankje, maar is zeer onrustig en
bewegelijk. Zij is zeer afleidbaar.
Ik zat eerst naast haar, maar dan zie ik haar
ogen niet en zij niet de mijne. Het lukt mij niet goed haar aandacht te krijgen
en dingen te doen met mij.
Ben toen op een kruk tegenover haar gaan
zitten. Nu kan ik proberen haar ogen vast te houden en haar te “dwingen” meer
aandacht aan mij te geven. Dat moet permanent gedaan worden, zo onrustig en
bewegelijk is B.
B. komt vriendelijk en aardig over. Zij verzet
zich niet tegen wat ik haar voorstel om te doen. Zij is hyper bewegelijk en
onrustig. Daarom komt zij heel erg impulsief en ongecontroleerd over.
Wij spelen memory. Dat gaat redelijk goed. Zij
doet goed mee en wordt wat rustiger. Zij wint.
Na de pauze, in de kamer van de conciërge
B. zit op een stoel, maar haar ogen gaan snel
de kamer rond, steeds 360 graden. Alles wat op tafel ligt probeert zij te
pakken. Als ik haar vraag om dat te laten, omdat het niet van ons is, doet zij
dat.
Er hangt van alles aan de muur: briefjes,
folders, berichten, etc. B. leest alles. Door alles wordt haar aandacht en
nieuwsgierigheid getrokken. B. leest alles en laat zich door alles afleiden. Zij
kan goed en snel lezen, ook uit haar leesboek.
Wij zijn de sommen uit haar rekenboek aan het
maken. Haar losse blaadje, met eenvoudige rekensommetjes, heeft zij in de klas
laten vallen toen zij met mij meeging.
B. leest de instructies goed en snel. Zij doet
ook haar rekenwerk in het rekenschrift zonder moeite, hoofdrekenen. Ook bij
rekenen maakt zij geen fouten, maar je moet haar aandacht bij iedere som
meerdere keren vragen. Blijven vragen om door te gaan, met haar meedoen, haar werk
waarderen,... Aandringen, communiceren, waarderen, vriendelijkheid, is absoluut
noodzakelijk, anders gaat B. iets anders doen.
Ik probeer een spelletje: 1 som, een sticker, 2
sommen achter elkaar twee stickers, 3 sommen achter elkaar 3 stickers. Dat gaat
redelijk goed, heel in het begin, maar ook dan met veel moeite.
Maar vandaag is het doel, kijken hoe het gaat
met B. en haar begrijpen. Begrijpen ook
waardoor en hoe sterk zij wordt belemmerd. Wat doet zij, hoe reageert zij op verschillende
sturingstrategieën?
Weer memory gespeeld om haar aandacht sterker
te laten focussen op een opdracht. Het ging goed. Zij kan het en vindt het ook
leuk.
Daarna is B. weer hyper onrustig en intensief
op zoek naar afleiding. Heel erg impulsief. Zij laat haar bewegelijkheid en
onrust totaal ongeremd los gaan. In haar hersenen zijn haar gedachtewereld en
beeldvorming even snel, impulsief en ongeremd.
Met een houding gekenmerkt door liefde, begrip
en geduld en door middel van alles met B. samendoen, zullen wij haar, iedere
dag, helpen leren zich te ontspannen en uiteindelijk zichzelf beter sturing te
geven.
Wij maken nog een paar sommen met hoofdrekenen.
Weer zonder moeite. Snel een goed.
Het is nodig dat wij naast B. zitten, met haar
praten en heel actief met haar meedoen. “Ga verder, het is heel goed, nee, ga
verder, je bent een slim meisje, zie je, heel goed van je. De volgende. Heel
knap. …”
Dat is de strategie:
- Samen zijn, naast
B.
zitten.
Alles is effectiever als wij haar ogen vasthouden
en haar vragen om naar ons te kijken als wij met haar praten. Oogcontact
verlaagt de stress en onrust en verhoogt de aandacht.
- Blijf haar
vragen door te gaan.
Blijf haar vragen om naar het boekje te kijken,
niet rondkijken. (Dat overkomt haar. Alleen kan zij dat niet veranderen. Zij
heeft hulp nodig van iemand die naast haar zit, om stap voor stap haar
taakgerichtheid te vergroten).
- Wij waarderen B. Haar inspanning en haar kunnen.
Wij vertellen hoe slim zij is, dat zij het goed
doet en laten haar dat ook zien. Wij laten haar, ook hier, plezier beleven. Dat
werkt stimulerend en rustgevend.
Dat doen wij (thuis) iedere dag, met veel
geduld, liefde en doorzettingsvermogen.
In de pauze blijft B. even en maakt nog een som
op mijn verzoek. De leerkracht komt binnen, verontrust omdat zij niet wist waar
B. was. Zich verontschuldigend, vertelt de leerkracht: “Soms loopt zij weg en
weet ik niet waar zij is”.
B. maakt nog een of twee sommen. Maar dan ziet
zij de andere kinderen buiten. “Zij zijn buiten!” en daar gaat B. Het heeft
geen zin om haar te vragen te blijven. Zij heeft de deur al open gedaan en
loopt in de gang. Zij kijkt wel nog even. Het is goed, ga maar.
B. is (nog) heel impulsief en als zodanig heel
sterk opgesloten in haar onrust en bewegelijkheid.
Wij moeten permanent contact
met B. maken en dat contact vasthouden door liefdevol, geduldig en speels met
haar om te gaan. Wij moeten haar leren langer aandacht te geven aan iets wat
zij moet doen. Om dat te leren, is zij afhankelijk van ons. Alleen kan zij het
niet.
Nu is zij alleen onrustig en bewegelijk met
heel korte werkmomenten.
Wij hebben ook over andere onderwerpen
gesproken, wat heeft geleid tot twee afspraken:
Ik ben slim, dus ik werk door.
Ik ben aardig, dus ik schreeuw niet.
Ik heb beloofd dit per post en geplastificeerd
naar B. toe te sturen.
Ook hierover hebben wij even snel gesproken
(bewustmaking):
Ik lijk op een vlinder. Mijn ogen gaan overal
naartoe en ik ben nooit stil.
Maar soms is stil zijn goed. Dan kan ik goed
werken. Daarna kan ik weer even gaan fladderen.