Wat maakt een kind mee, wat voelt een kind
dat met geweld weggehaald wordt uit zijn huis en gezin?
Kunnen wij ons daarvan iets voorstellen?
1. Het weghalen van
het kind
Plotseling wordt de
ruimte of de woning waar moeder en kind zich bevinden ingenomen door meerdere
medewerkers van jeugdzorg en politiemensen.
Kind en moeder
worden uit elkaar gehaald en in apart ruimtes geduwd.
Er wordt niet
gesproken. Tussen geschreeuw en huilen door worden bevelen gegeven en sussende
woorden gesproken.
Moeder wordt
hardhandig vast gehouden en meestal in de boeien geslagen.
Kind wordt door
medewerkers van jeugdzorg naar een auto gebracht, die buiten staat te wachten
en meteen vertrekt naar de crisis opvanglocatie.
Moeder wordt naar
het politiebureau of naar een crisis dienst van een geestelijk
gezondheidsinstelling overgebracht.
2. Aankomst bij de
gesloten crisis opvanglocatie
Het kind wordt
overgedragen aan een medewerker.
In de opvanglocatie
verblijven meerdere kinderen van verschillende leeftijden, soms tussen 4 en 16
jaar, die hetzelfde hebben ondergaan.
Het kind krijgt te
horen hoe het er daar aan toegaat en waar zijn kamer is.
De deur naar buiten
is op slot, zodat de kinderen niet weg kunnen lopen.
’s Avonds slaapt
een medewerker van de organisatie in de opvang.
3. Het kind bij
de crisis opvanglocatie
Het kind is in shocktoestand
en emotioneel sterk in de war. Vreemden hebben hem weggehaald bij zijn moeder,
met geweld, zonder uitleg of afscheid te kunnen nemen. Werd vervolgens in een
auto geduwd en die is weggereden naar een vreemd huis met vreemde mensen en
vreemde kinderen.
Het kind is in
paniek en heel bang, soms woedend. Er wordt gehuild en geschreeuwd. Het kind
schopt, slaat en wordt vastgehouden.
Andere kinderen
zijn heel geïntimideerd en zeggen niets, doen niets, plassen en poepen in hun
broek. Zij horen niet wat er gezegd wordt, zij voelen niets. Het lijkt alsof
zij weg zijn, niets voelen en niets tot hen doordringt. Zij gaan dissociëren.
Sommige kinderen kruipen letterlijk in elkaar en rollen zich op in een foetushouding.
In het
crisisopvanghuis gebeurt zo goed als niets, maar je bent er ook eigenlijk niet.
Je hoort wel de andere kinderen die de hele tijd huilen, anderen die iedereen
uitschelden en met dingen gooien.
Als kind van 2,
bijna 3 jaar, heb je zo iets nog nooit gehoord of gezien. Andere kinderen rennen
als gekken, nog anderen kijken televisie of spelen of liggen stilletjes in een
hoekje..
Het eten is niet
wat je kent, wat je lekker vindt. Zo iets heb je nog nooit gezien of geproefd.
Je eet het dan ook niet. Sommige kinderen gooien met het eten. En je denkt
steeds aan je moeder, aan wat er is gebeurd, het geschreeuw en het huilen. Je
voelt het iedere keer weer, de verwarring, de angst. Je praat niet, je kunt
niet praten, je wilt niet praten.
Je laat je naar een
kleine vreemde kamer brengen waar een gebruikt bed in staat. Je moet je
uitkleden en je vraagt je af of het echt waar is dat je daar moet gaan slapen.
Wat is er gebeurd, waar is mijn moeder? Wat gaan zij met mij doen? Het is heel
eng wat zij met je doen.
Je bent helemaal
nat en koud. Je hebt in het bed geplast. Je bent bang, het voelt zo eng. Je
doet net alsof je er niet bent en ondertussen doe je wat zij zeggen, stil.
De werkelijkheid is
veel zwaarder, ook de pijn, het verdriet en de wanhoop van het kind.
Het kind heeft een van
de meeste traumatische situaties beleefd die denkbaar zijn. In zijn beleving
was dit een levensbedreigende situatie.
Vreemden en gewapende politiemensen hebben mij van thuis weggehaald en het
verzet van mijn moeder onderdrukt met fysiek geweld. Het is nu duidelijk dat
onbekenden, op ieder moment, met mij kunnen doen wat zij willen, zoals daarnet,
en ik heb niemand om me te beschermen. Ik voel mij permanent bedreigd, ik ben
bang en boos.
“Traumatic
and life-threatening events can seriously disrupt important aspects of child
development that occur before the age of three years. These may include bonding
with parents, as well as foundational development in the areas of language,
mobility, physical and social skills and managing emotions”
Bij het beleven van
een levensbedreigende situatie treden in werking de neurobiologische
stressverwerkende mechanismen (overlevingsmechanismen), bedoeld om het kind
bescherming te bieden. De ook bekende “fight-or-flight response” is een daarvan. Wanneer dat niet mogelijk is, wanneer
vechten of vluchten geen optie is, gaat het kind dissociëren. Psychische en
lichamelijk functies worden sterk gereduceerd en het kind verliest het contact
met de omgeving om op die manier zo weinig mogelijk pijn te voelen. De
dissociatie en regressie kunnen lang stand houden, zeker als de
levensbedreigende/traumatiserende situatie voortduurt. Uiteindelijk zal dat
kunnen leiden tot blijvende apathie en levensbedreigende ontregeling van
levensfuncties en ontwikkeling. Dat is afhankelijk van hoe de omgeving op het
kind gaat reageren en van de geschiedenis van het kind.
De gezondheid van
het kind is vanaf nu in meer of minder ernstige mate beschadigd. Zijn hele
leven, zijn toekomst, zal hier zwaar onder gaan lijden. Het is ook bekend, dat
deze kinderen zo goed als nooit goed onderzocht en gediagnosticeerd worden. Zij
zullen dan ook nooit behandeld worden voor wat hun is aangedaan.
© Child Support
7779 View